Fragment uit het boek


In de “Toros Express” naar Gaziantep.

Het was een enorme drukte op het perron toen de "Toros Express" binnen kwam denderen. De passagiers bestormden de trein op bijna Indiase wijze om zitplaatsen te kunnen bemach¬tigen. Ik zat met dat tweedeklaskaartje in mijn maag en vroeg me af of er misschien toch geen zitplaats eersteklas vrij was die ik tegen bijbetaling kon krijgen. Ik liep langs de rij wagons totdat ik de eersteklas zag. Het was een zitrijtuig met zo te zien comfortabele vliegtuigstoelen die achterover ge¬klapt konden worden, maar hij zat stampvol. Lichtelijk versla¬gen stapte ik een tweedeklaswagon binnen maar uiteraard waren nu alle zitplaatsen bezet. De coupés waren volgestroomd, de deuren gesloten en zelfs de gangpaden zaten vol mensen. Ook het balkon, waarop ik besluiteloos stond te dralen, groeide dicht met passagiers. Ik moest de neiging onderdrukken om uit de trein te stappen; volkomen zinloos want ook volgende trei¬nen zouden volzitten tenzij ik een week in Konya wilde wach¬ten. Dit leek op het interrailgebeuren uit mijn jeugd en ik dacht terug aan die nachtelijke treinreis van Zuid-Spanje naar Madrid. Maar het balkon was toen een stuk groter geweest en minder vol en ik had op mijn reistas kunnen zitten. Een stel Marokkaanse jongens had mij tevergeefs de basisbeginselen van het Arabisch proberen bij te brengen wat de nodige afleiding gaf. En bovenal: toen was ik jong en mooi, nu alleen nog maar mooi, om een gevleugelde uitspraak van een oom aan te halen. Ik word te oud voor dit gedoe, bedacht ik
  De rugzak had ik in een hoek bij de deur gezet en ik leunde tegen een wand. Een compleet gezin had zich op de grond voor het toilet genesteld dat hierdoor de hele reis onbruikbaar bleef. Mensen met hoge nood moesten maar een ander toilet opzoeken en iedereen accepteerde dat ook nog. Een oude boeren¬vrouw zat naast hen en keek me aan met een gezicht waarop de verbazing viel af te lezen: wat deed een toerist hier, die moest toch eersteklas reizen? Ja, dat vond ik zelf ook. Voor me stond een drietal Elvis Presley-achtige jongens die zuur glimlachend mijn gemoedstoestand weerspiegelden. Wat een toestanden, dit leek de NS wel!
  De trein zette zich schokkend in beweging en ik besefte dat dit weer zo'n "night to remember" werd, net geen totale onder¬gang maar vreselijk om mee te maken, al levert het achteraf leuke verhaalstof op en dat was dan mijn enige troost. Vanaf hier zat ik weer op het spoor van de kruisvaarders en Alexan¬der de Grote. De ridders hadden korte tijd de buitenwijken van Konya bezet en waren daarna verdergetrokken naar het zuidoos¬ten. Alexander had vanaf Ankara een oostelijker koers gevolgd langs het grote zoutmeer Tuz Gölü en was verder gereisd via de Cilicische Poort, de beste plaats om de Taurus te doorkruisen. De kruisvaarders waren juist bang geweest voor hinderlagen in die bergpas en waren veel noordelijker het Taurusgebergte overgestoken om zo vanuit het oosten Antiochië, hun eerste grote doel, te naderen. De "Toros Express" trok wel dapper door die Cilicische Poort alleen zou ik er in het donker niets van kunnen zien.
  Ik raakte in gesprek met de drie jongens die bijna tegen me aangedrukt stonden.
"Ik studeer public relations," zei Yilmaz.
"Ik studeer Arabisch," zei Mehmet.
"Ik studeer medicijnen," zei Mesut.
Yilmaz sprak het beste Engels (dat moest ook wel voor een toekomstige PR-man), Mehmet een klein beetje en Mesut vrijwel niet.
"Waar studeren jullie?"
"In Antakya."
Het hele zuiden van Turkije scheen te studeren aan de univer¬siteit van Antakya, het vroegere Antiochië.
"We gaan met de trein naar Adana," zei Mehmet "En daar stappen we over op de bus naar Antakya."
"Waarom nemen jullie niet direct een bus vanuit Konya?"
"Dat is veel duurder," antwoordde Yilmaz "De trein is stukken goedkoper. Daarom is het hier ook zo druk," en hij gebaarde met zijn hand naar de massa om ons heen.
"Ik ga even verderop kijken," zei hij en wrong zich door het gangpad.
  Ik haalde een rol pepermunt uit mijn jaszak. Dat had ik beter niet zo openlijk kunnen doen. Met een gretig Turks "Ja!" hield de oude boerenvrouw haar hand op. Toen ik haar er één liet pakken volgden de handen van het gezinnetje voor de toiletdeur en daarna zat ik aan iedereen op het balkon peper¬muntjes uit te delen. Er bleef er nog net één voor mij over. Rustig op het balkon staan was er ook niet bij. Constant drongen mensen zich door de massa heen op weg van de ene wagon naar de andere. Wat ze daar te zoeken hadden was onduidelijk, maar sommige mensen zijn nu eenmaal onrustig. Daar kwam een dronkelap aangewaggeld die tegen iedereen opbotste, onderwijl ongearticuleerde keelklanken uitstotend. Door een plotselinge schommeling van de trein viel hij languit op het gezinnetje dat heftig protesteerde. Met "Eeuuh's" en "Oooh's" kwam hij weer langzaam overeind en vervolgde zijn waggeling naar de andere wagon.
  Op het volgende station kwamen er weer een paar mensen bij. Welja, het was nog niet vol genoeg, kom er bij mensen! Ik moest denken aan die kajuitscène van de Marx Brothers in "A Night at the Opera" waarbij Groucho opgewekt steeds meer mensen in zijn kajuit verwelkomt die geleidelijk in een mie¬renhoop verandert. "Kom binnen, op u zaten we net te wachten, jullie komen als geroepen, het wordt steeds gezelliger!" Als hier een deur geopend zou worden zouden we net zo naar buiten stromen als aan het einde van die klassieke scène. Maar Mesut had besloten geen deur meer te openen. We stopten op een stationnetje en passagiers kwamen aangelopen maar hij hield de deurklink stevig vast zodat ze de deur niet konden openen.
"Vol!" schreeuwde hij door de ruit "Vol!"
De mensen begonnen te gillen, de trein kon kennelijk elk moment vertrekken. In paniek renden ze naar een andere ingang. We lachten tegen elkaar. Dit was gewoon gerechtvaardigde zelfverdediging. Yilmaz kwam weer aanzetten, bijna over de hoofden van de mensen heen.
"Hoe gaat-ie?" vroeg hij aan me.
"Prima!" zei ik ironisch en hield een duim omhoog. En weg was hij weer.
  Het aansluitende gangpad was helemaal in bezit genomen door donkere Koerdische vrouwen die met hun kinderen op de grond zaten. Eigenlijk kon hier niemand passeren, maar aan de raam¬zijde bevond zich een smalle vensterbank en mannen namen de hindernis door hierop te balanceren, met hun armen steun zoekend tegen de coupé-wand aan de overzijde van het smalle gangpad. In het halfdonker van de slecht verlichtte trein leken het grote vleermuizen die de Koerdische blokkade voetje voor voetje omzeilden.
"Batman!" riepen Mehmet en Mesut iedere keer lachend als er weer zo'n vleermuis op ons afkwam. De dichtsbijzijnde coupé-deur werd geopend en een wat oudere, slordig gekleedde vrouw met een sigaret in haar mondhoek wrong zich naar buiten om even wantrouwend rond te kijken. Het leek een Turkse versie van Ma Flodder. Mehmet moest niets van haar hebben.
"She is a bad woman!" zei hij.
"Not Batman but Batwoman," zei ik.
De jongens lachten om mijn taalgrapje. Toen verscheen de conducteur. Die had geen zin om als Batman te gaan balanceren. Met geschreeuw en wilde armgebaren werden de Koerdische vrou¬wen gedwongen op te staan. Dat deden ze uiterst langzaam en waardig en na het passeren van de Turkse autoriteit namen ze hun territorium direct weer in beslag. Koppig en zelfbewust, zonodig even meegevend, dan weer terugkerend naar hun uit¬gangspositie. Uit dit soort kleine voorvallen bleek het karak¬ter van een volk.
  Het was ondertussen iets rustiger geworden op het balkon en we hadden nu wat meer ruimte. Het lange staan was dodelijk vermoeiend en ik probeerde te gaan zitten op de vensterbank in het begin van het gangpad, direct naast de Koerdische vrouwen. Maar op dit gedeelte was om onbegrijpelijke redenen een kleine ijzeren reling geplaatst wat het zitten al snel tot een pijn¬lijke aangelegenheid maakte. Dan maar op de grond gaan zitten! Het gangpad was echter zo smal dat ik dit alleen met opgetrok¬ken knieën kon doen en ook dat werd na korte tijd onaangenaam. Lastig was ook dat je iedere keer weer overeind moest komen om mensen te laten passeren. Ook de dronkaard kwam weer langs.
"Eeuuh, oooh!"
Zo kropen de uren voorbij en zelfs dommelen was in deze trein niet weggelegd voor de arme passagiers zonder zitplaats.
  Half vijf 's morgens kwamen we in Adana en hier verlieten veel mensen de trein. Mehmet en Mesut namen afscheid, Yilmaz zag ik niet meer. Uit de coupé van Ma Flodder vertrok een man. Daar was dus een zitplaats vrij maar toen ik voor de open deur stond versperde het wijf me de weg. Ik probeerde duidelijk te maken dat er nu een plaats moest zijn maar ze deed een stap opzij en liet me in de coupé kijken. Die zat inderdaad nog stampvol. Waar had die man dan gezeten, bij haar op schoot soms? Op dat moment kwam Yilmaz aanlopen.
"Kom mee naar de eersteklas, daar zijn nu zitplaatsen vrij!"
Die was nu halfleeg en uitgeput kon ik plaatsnemen in een comfortabele stoel aan het raam.
"Zo, dat is beter hè?" zei hij.
Dat kon ik bevestigen. In mijn vermoeidheid en apathie had ik niet eens meer aan deze mogelijkheid gedacht. Handig dat er zo'n behulpzame jonge Turk in de buurt was die zich om je bekommerde.
"De trein blijft hier nog even staan. Ik moet weg."
Ik bedankte hem en nam afscheid.
  Het was nog altijd donker toen we weer vertrokken. Ik dom¬melde wat totdat de conducteur langskwam. Ik verwachtte te moeten bijbetalen en had mijn portemonnee al getrokken maar hij knipte mijn tweedeklaskaartje en vroeg verder niets. Er waren nu zo weinig reizigers dat dit kennelijk geaccepteerd werd. In Osmaniye werd ik op mijn schouder geklopt. Het was Yilmaz!
"Ik ga er hier uit, tot ziens!"
Terwijl ik dacht dat hij in Adana uitgestapt was had hij al die tijd nog achter me gezeten, om een oogje in het zeil te houden en te kijken of alles nog goed ging! Bij problemen met de conducteur was hij ongetwijfeld weer in actie gekomen. Met een mengeling van verwarring en nostalgie keek ik hem na toen hij de wagon verliet. En op diverse latere momenten tijdens deze wereldreis heb ik me zo'n Yilmaz gewenst; iemand die jou op afstand volgt en ingrijpt als dingen verkeerd gaan, iemand die even een zitplaats regelt in een overvolle trein, een soort informele reisleider, niet opdringerig maar altijd aanwezig als het nodig is. Vanaf nu moest ik het echter weer alleen zien te redden.